Joel Andreas: "Oorlogsjunks – Waarom de VS het militarisme niet kan laten…" – Oorspr. titel: "Addicted
to War: Why the US Can’t Kick Militarism: An Illustrated Exposé" – Ned. uitgave: Uitg. EPO, Antwerpen -Berchem,
2005, 82 blz. - ISBN 90 6445 379 9 - paperback 21,4 x 27,5 cm - beeldverhaal / stripboek – prijs 15 euro
Hoe leg je een groot publiek in woord en beeld uit wat de werkelijke oorzaken zijn Amerika’s agressieve opstelling
in de wereld? En is deze opstelling iets van de laatste jaren, iets typisch voor Bush, of zit er meer achter?
De vorm die Andreas koos - een beeldverhaal - om zijn relaas vorm te geven, is op zich niet nieuw. Het knappe zit hem dan
ook niet in feit dát hij tekeningen en foto’s gebruikt om zijn tekst te ondersteunen, maar in zijn grondige aanpak.
Hij toont met tal van nauwgezet gedocumenteerde (165 eindnoten) citaten etc. aan, dat het militaristische, agressieve, op
geweld en onderdrukking gebaseerde buitenlandbeleid van de VS nóch een modegril is, nóch de persoonlijke afwijking van de
huidige president en zijn junta.
Onmiddellijk nadat de Amerikaanse revolutionairen in 1776 in opstand waren gekomen tegen de Britse koloniale overheersing,
verklaarde afgevaardigde Giles van de staat Maryland al: "Wij moeten van de ene naar de andere oceaan marcheren…
Dat is de lotsbeschikking van het blanke ras." (Blz. 3) Let op de laatste twee woorden in deze uitspraak…
Tijdens die lange mars werden de Indiaanse volken bijna uitgeroeid en een groot deel van Mexico ingelijfd als staten van
de VS onder de namen California, Nevada, Utah, Arizona, New Mexico en Texas. Bij die verovering van Mexicaans grondgebied
was het al de vlag "Angelsaksische democratie" die de werkelijke lading – in dit geval de landhonger van de Zuidelijke
slavenhouders en de lokroep van het goud in het Westen – moest toedekken.
Andreas weet op elke bladzijde en in elke tekening met bijbehorende tekst (vaak letterlijke citaten uit de mond van Amerikaanse
leiders) de ontwikkeling van de VS met de daarbij passende buitenlandse politiek kristalhelder te illustreren. Toen het Noord-Amerikaanse
continent - op Canada na - was veroverd, werd de blik, nog vóór het begin van de 20ste eeuw, gericht naar de Stille Oceaan.
Onder president Theodore Roosevelt (1858-1919; niet te verwarren met de latere president Franklin Delano Roosevelt, 1884-1945)
werd een zeemacht van wereldformaat opgebouwd. "Ik zou bijna eender welke oorlog toejuichen, want ik denk dat dit land
er een nodig heeft " verklaarde deze "dynamische en toegewijde president" in 1897. In 1898 verklaarde hij dan ook de oorlog
aan Spanje, dat de door de VS fel begeerde koloniën Cuba en de Filippijnen bezat. Meer dan een eeuw zijn tijd vooruit verklaarde
senator Beveridge van Indiana in 1900, nadat de Filippino’s verslagen waren: "De Filippijnen zijn voorgoed van ons…
en iets verder liggen de onbegrensde markten van China…." Hij voegde er aan toe: "Wie over de Stille Oceaan regeert,
heeft de wereld in zijn macht… en die macht zal altijd in handen zijn van de Amerikaanse republiek. (Blz. 5) De
Filippino’s hadden dat willen voorkomen en betaalden die opvatting met de levens van 600.000 landgenoten. In 1898 werden
de Filippijnen, Guam en Puerto Rico Amerikaanse kolonies. Cuba kreeg formeel de onafhankelijkheid, maar de grondwet kreeg
een staartje in de vorm van het Platt Amendment: de Amerikaanse zeemacht mocht voor eeuwig over een basis op Cuba beschikken
(Guantanamo Bay, waar de VS nog steeds ongestraft hun misdaden begaan); de Amerikaanse mariniers mochten naar eigen goeddunken
tussenbeide komen en Washington zou het buitenlandse en financiële beleid van Cuba bepalen.
"Tussen 1898 en 1934 vielen de mariniers viermaal Cuba binnen, vijfmaal Nicaragua, zevenmaal Honduras, viermaal de Dominicaanse
Republiek, tweemaal Haïti, één keer Guatemala, tweemaal Panama, driemaal Mexico en viermaal Colombia!" (Blz. 7) Standard Oil,
United Fruit, Domino Sugar, Anaconda Copper en andere Amerikaanse multinationals volgden en de mariniers kwamen soms ‘even
terug’ om stakingen te breken, betogingen uiteen te jagen en opstanden neer te slaan. Aan ieder Amerikaans product kleeft
het bloed van onderdrukte en uitgebuite volken.
Eerste en Tweede Wereldoorlog
De Eerste Wereldoorlog was een afschuwelijke worsteling tussen de Europese koloniale machten over de verdeling van de wereld.
Amerika’s deelname werd door de ambassadeur in Engeland openlijk als volgt toegelicht: (het is) "… de enige
manier om onze huidige superieure handelspositie te behouden." (Ambassadeur W.A. Page in 1917; blz. 9) Opnieuw was de
vlag die de lading moest dekken de ‘democratie in de wereld veiligstellen’. De Amerikaanse generaal Snedley Butler
verklaarde in 1934 echter onverbloemd: "Onder het mom van prachtige idealen werden onze jongens de dood ingestuurd. Niemand
zei hun dat de echte reden het geld was." (Blz. 10)
Ook Amerika’s deelname aan de Tweede Wereldoorlog werd gekenmerkt door deze dubbele agenda: de vlag ‘democratie
en vrijheid’ bedekte de werkelijke lading: "Aan zuiver Anglo-Amerikaanse imperialistische doelstellingen hebben de
volkeren in de rest van de wereld maar weinig… We moeten de nadruk leggen op de belangen van de andere volken…
Dat zou een beter propagandaeffect hebben" stond in een privé-memorandum van de Raad voor Buitenlandse Betrekkingen, gericht
aan het Ministerie van Buitenlandse Zaken, in 1941. (Blz. 10)
De atoombommen op het al verslagen Japan ‘bekroonden’ de Amerikaanse deelname aan de oorlog. De Tweede Wereldoorlog
bezorgde de VS het absolute politieke, economische, financiële en militaire overwicht. "Als belangrijkste aandeelhouder
van het bedrijf dat we ‘de wereld’ noemen, moeten wij de toon aangeven en de verantwoordelijkheid nemen" verklaarde
Leo Welch, voorzitter van de Raad van Bestuur van Standard Oil of New Jersey (nu Exxon) in 1946. (Blz. 11)
De nieuwe wereldorde
Uitgebreid komt de Koude Oorlog aan bod – ook hier hetzelfde beeld: onder de dekmantel van ‘vrijheid en democratie’
werden oorlogen uitgevochten en landen aangevallen – Korea, 1950-1953; Vietnam, 1964-1973; Dominicaanse Republiek, 1965;
Libanon, 1982-1983; Grenada, 1983; Libië, 1986. Toen de Koude Oorlog voorbij was, werd het tijd voor een openlijke bekentenis:
Amerika streeft naar de wereldheerschappij. Het buitenlandbeleid werd na het ineenstorten van de Sovjet-Unie dan ook niet
zonder meer voortgezet. Het Witte Huis was nu uit op een paar beslissende overwinningen om haar hegemonie veilig te stellen.
In het jaar dat de Berlijnse muur viel, 1989, stuurde president Bush (de vader) 25.000 manschappen naar Panama, dat was uitverkoren
als eerste ‘veel zwakkere vijand’ die ‘snel en beslissend’ verslagen diende te worden.
De regio Irak / Koeweit werd tijdens de Eerste Wereldoorlog door de Britten veroverd op het verzwakte Ottomaanse Rijk.
Het bezit van de rijke olievelden was het beoogde doel. In 1991 valt de VS Irak aan: "een nieuwe fase in het gevecht voor
de controle over de ongelooflijk rijke olievelden aan de Perzische Golf." (Blz. 21)
Andreas gaat ook in op de achtergronden en machinaties die leidden tot de aanval op Afghanistan in 2001 en op de aanval
op Irak in 2003.
Waar maar al te vaak aan voorbij wordt gegaan, is de vraag "wie profiteert van de oorlog?" Andreas gaat op deze wezenlijke
vraag juist wél in en begint het betreffende hoofdstuk met de rake parodie: "There’s no business like war business..."
Hij laat zien dat de belangrijkste politici in het huidige Washington financiële grootprofiteurs van de oorlog zijn. Dick
Cheney, minister van Defensie onder Bush Sr. en onder Bush Jr. vice-president, is verbonden met Halliburton, "’s-werelds
grootste bedrijf voor producten en diensten aan de olie-industrie." (Blz. 39) Dit bedrijf sleepte een contract binnen voor
de opbouw van het door hun eigen minister platgegooide Irak…
Exclusief de miljarden verslindende oorlog tégen en bezetting ván Irak, bedroeg het militaire budget in 2004: 399 miljard
dollar. "Sinds 1945 hebben de VS meer dan 15 biljoen (15.000.000.000.000) dollar besteed aan de opbouw van hun militaire macht."
(Blz. 44) De tol die de Amerikaanse bevolking (uiteraard niet de rijken) moet betalen is hoog. Terwijl de OW-ers er wel bij
varen, verkeren "bruggen, wegen, riolen en installaties voor de waterdistributie in een droevige staat, omdat de regering
niet het nodige geld willen geven voor hun onderhoud" (Blz. 45), hebben "43 miljoen mensen (…) geen enkele vorm van
sociale zekerheid" en sterft "elke 50 minuten (…) in de VS een kind door honger of armoede. Toch beknibbelt het Congres
almaar meer op de gezondheidprogramma’s voor moeder en kind." (Blz. 46)
Het militarisme en de media
Hoe verkoop je een oorlog? Hoe verkoop je aan de armen dat zij de buikriem moeten aanhalen om miljarden uit te geven aan
bewapening? In het hoofdstuk "Het militarisme en de media" illustreert Andreas glashelder de vervlechting van de Amerikaanse
media met het militair-industrieel complex. Richard Hass van de Nationale Veiligheidsraad verklaarde in 1991 over de Eerste
Golfoorlog openhartig: ‘[de televisie was] het belangrijkste instrument om ons beleid verkocht te krijgen." (Blz. 57)
Lawrence Grossman, die vele jaren aan het hoofd stond van PBS en NBC News, beschreef de rol van de pers als volgt: "De president
stelt de agenda op en de pers volgt hem." (Blz. 57) De auteur laat ook zien wie de TV-zenders controleert: "De TV-zenders
zijn eigendom van de grootste maatschappijen ter wereld – NBC is eigendom van General Electric, CBS van Viacom, ABC
van Disney, Fox van Rupert Murdoch’s News Corporation en CNN van Time Warner. De leden van de Raden van Bestuur van
deze bedrijven zetelen ook in de Raden van Bestuur van wapenfabrikanten en andere bedrijven die gevestigde belangen hebben
overal ter wereld, zoals bijv. Boeing, Coca-Cola, Texaco, Chevron, EDS, Lucent, Daimler-Chrysler, Citigroup, Xerox, Philip
Morris, Worldcom, JP Morgan Chase, Rockwell Automation en Honeywell." (Blz. 58)
Dat die vervlechting al heel lang bestaat, illustreert het volgende citaat: "Als de mensen er niet van overtuigd zijn [dat
de vrije wereld in levensgevaar verkeert] zou het Congres onmogelijk de enorme sommen kunnen goedkeuren die nu uitgegeven
worden om het gevaar af te wenden. Met de hulp van de publieke opinie, gemobiliseerd door de pers, zijn we op de goede weg.
Het is onze taak - de uwe en de mijne - onze mensen ervan te blijven overtuigen dat de enige manier om de catastrofe af te
wenden bestaat in de opbouw van Amerika’s macht." (Blz. 59) Aldus Charles Wilson, voorzitter van de Raad van Bestuur
van General Electric, in… 1950 tegen de leden van de Vereniging van Dagbladuitgevers (!) toen hij door president Truman
werd benoemd tot Hoofd van het Office of Defense Mobilization.
Verzet
Uiteraard is er verzet tegen al deze ontwikkelingen en Andreas schetst dit uitvoerig in het hoofdstuk "Verzet tegen het
militarisme". Dit verzet dateert niet van vandaag of gisteren. Al in 1900 neemt de beroemde schrijver Mark Twain (1835-1910,
bekend van zijn kinderboeken "The adventures of Tom Sawyer" en "The adventures of Huckleberry Finn") en vice-voorzitter van
Anti-Imperialist League, afstand van de oorlogzuchtige houding van zijn vaderland: "Ik heb gemerkt dat we niet van plan zijn
de Filippijnen te bevrijden, maar ze te onderwerpen, en dus ben ik een anti-imperialist. Ik wil niet dat de arend zijn klauwen
slaat in een ander land… Ik heb een diepe afkeer voor het uitzenden van onze pientere jongens om te vechten met een
onteerde musket onder een besmeurde vlag." (Blz. 61) Je hoeft maar de naam van het land te veranderen en een modern wapen
in te vullen en de uitspraak had vandaag gedaan kunnen zijn…
Tijdens de Vietnamoorlog demonstreerden miljoenen Amerikanen tegen hun regering en verbrandden velen hun oproepingsbevel.
De bekendste dienstweigeraar was de bokser Mohammed Ali. Miljoenen demonstreerden tegen de oorlog in Irak – met dit
opvallende verschil, dat de protesten bij de laatstgenoemde oorlog al begonnen vóór de oorlog daadwerkelijk uitbrak. Een fundamentele
verandering in de houding van velen.
De schrijver besluit met het advies niet blindelings de leiders te geloven als ze weer een oorlog proberen te verkopen:
"Wat doet die oorlogsverklaring het Amerikaanse volk en de volken van de wereld aan? Hoeveel kost het? Wie profiteert ervan?
Wie zal dat betalen? En wie gaat er sterven? Denk erover na. En doet er iets aan."
Het boek is voorzien van een opsomming van organisaties die anti-oorlog activiteiten organiseren.
Tot slot nog enkele meningen over dit boek:
Kris Kristofferson, zanger en song writer: "Aan het begin van het nieuwe millennium houdt ‘Oorlogsjunks’
ons een spiegel voor."
Kolonel James Burkholder, US Army, in ruste: "Ik ben veteraan van drie oorlogen, van de Tweede Wereldoorlog tot en
met Vietnam, en heb 33 jaar in het leger gediend. Nergens vind je een meer waarheidsgetrouwe beschrijving van ons regeringsbeleid.
"
Ramsey Clark, voormalig minister van Justitie van de VS: "De enorme criminele impact van het Amerikaanse militarisme
op de volkeren van de wereld en de VS is moeilijk te vatten. Dit boek maakt het gemakkelijker. Nu moeten we in gang schieten."
Helen Caldicott, arts en oprichtster van Physicians for Social Responsibility, een organisatie die in 1985 de Nobelprijs
voor de Vrede won; door het gezaghebbende Smithsonian Institute en het tijdschrift Ladies’ Home Journal tot invloedrijkste
Vrouw van de Twintigste Eeuw uitgeroepen: "Dit boek analyseert waarom mensen verslaafd zijn aan moord en doodslag –
een verslaving die in het atoomtijdperk zou kunnen leiden tot de vernietiging van alle leven op aarde, de laatste epidemie
van het menselijke ras."
Een boek dat in lessen als moderne geschiedenis, maatschappijleer of wereldoriëntatie niet zou mogen ontbreken.
© Jan Bontje 2005
|