Het schrijven van nonsenspoëzie en plezierdichten (light verse, luchtige verzen, lichtvoetige verzen, whats in a name?)
is een hele kunst en kunde. Humor is een serieuze kunst - naar quasi- of onbedoeld grappige gedichten zal men in deze bundel
dan ook tevergeefs zoeken. 'Candlelight poëzie' is er gelukkig ook niet in te vinden.
Drs. P., de grondlegger van het plezierdichten, is van mening dat dichterlijke vrijheid gewoonlijk dichterlijk onvermogen
is. Vormvastheid was en is naast kwaliteit dan ook een van de vereisten om te worden opgenomen in dit olijke walhalla der
'lichte' poëzie. Hoe het ook zij, deze twintigste druk van de oorspronkelijk in 1982 verschenen verzameling is van a tot z
smullen. De titel, waarmee gelijk de toon is gezet, is ontleend aan het gedichtje SPLEEN van Godfried Bomans:
Ik zit mij voor het vensterglas
onnoemelijk te vervelen.
Ik wou dat ik twee hondjes was,
dan kon ik samen spelen.
Sinds de eerste druk zijn meer dan tachtig nieuwe gedichten van gevestigde namen als Drs. P., Ivo de Wijs, Willem Wilmink,
Hans Dorrestijn, Lévi Weemoedt, Driek van Wissen, Marjolein Kool, Frank van Pamelen, Jan J. Pieterse en Kees Torn toegevoegd
in deze geheel herziene editie. Uiteraard - in enkele gevallen minder voor de hand liggend - ontmoeten we daarnaast (opnieuw)
o.a. Herman Pieter de Boer, Jan Boerstoel, Godfried Bomans, Simon Carmiggelt (onder het pseudoniem Karel Bralleput), Cees
Buddingh, Jules Deelder, Jan G. Elburg, Jan Hanlo, Toon Hermans, Willem van Iependael, Jan Kal, Gerrit Komrij, Alfred Kossmann,
Rudy Kousbroek, Lucebert, Jeroen van Merwijk, Johnny Kraaykamp, Lennaert Nijgh, John OMill (ps. van Jan van der Meulen), Paul
van Ostaijen, E. du Perron, Michel van der Plas, Karel van het Reve, A. Roland Holst, Nico Scheepmaker, K. Schippers, Annie
M.G. Schmidt, J. Slauerhoff, Henk Spaan, Lemmens (ps. van Cees van der Pluijm), Kees Stip, Marten Toonder, Cornelis Bastiaan
Vaandrager, Simon Vestdijk, Simon Vinkenoog, De vliegende panters, Leo Vroman, Ivo de Wijs en Daan Zonderland.
Zoals het een bloemlezing van naam betaamt is de bundel ingedeeld naar genre (hoewel dit soms arbitrair is, maar een kniesoor
die zich daaraan ergert): naast humor voor beginners en pastiche & parodie treft men bijv. hartenkreten, een weemoedige
afdeling en (woord-)acrobatiek aan. Naast de onvolprezen Dodenrit per trojka van Drs. P. is daar die prachtige vondst van
Kees Torn:
ECHT GEBEURD
Mijn opa, een voormalige soldaat
Gaf mij een oude Duitse handgranaat
Die zie je tegenwoordig bijna nooit
Maar vroeger werd je ermee doodgegooid
Verrassend is het gedicht ANTON CONSTANDSE, waarin Jan Kal een onverwachte eigenschap van deze onvolprezen cultuurdrager
(1899-1985) etaleert: als een bal in het voortuintje van opaatje (Constandse) belandt kunnen de kinderen ernaar fluiten. Dit
doet me denken aan een chef die we in mijn oertijd meneer moesten noemen terwijl hij, naar eerst veel later bleek, sinds de
dertiger jaren (van de 20ste eeuw) revolutionair socialist was en dus net als Constandse ijverde voor een maatschappij zonder
rangen en standen! Niets (on)menselijks is ons, mensen, vreemd
Hoe serieus het plezierdichten ook is, Lévi Weemoedt mag de draak steken met de limerick:
Er was eens een kikker in Ommen
(Kan het ú ene klote verdommen?!)
Een bundel om zo spoedig mogelijk aan te schaffen en dan te genieten van de taalkronkels en woordkreukels die deze nonsens-
en plezierdichten kenmerken.
© Jan Bontje 2003