Verbijsterend. Adembenemend. Als een locomotief dendert het verhaal over de lezer heen. Wanneer Rudolf
Herter (de hoofdpersoon en een alter ego van Mulisch), verneemt dat Hitler een zoon had, is het hek van de dam. Het relaas
ontrolt zich daarna als vanzelf. Het grijpt je bij de strot en laat je niet meer los. Adi heeft bij Eva Braun een kind
verwekt. Om dit geheim te houden worden twee jonge mensen als 'ouders' aangewezen. Als uitlekt dat Siegfried (Germaans
voor beschermer van de overwinning en bekend door de Ring der Niebelungen van de door Hitler bewonderde antisemiet
Richard Wagner) joods bloed heeft moet de 'vader' hem op bevel van de Fuhrer doodschieten. Niets kan, mag en zal Hitler in
de weg staan. Het eerste zwakke punt in het boek is dat de Fûhrer niet op het idee komt om
daarna de 'ouders' van Siegfried te laten doden, maar hen overplaatst naar Den Haag.
Hoewel het boek is genoemd naar de zoon van Hitler, dient voor Mulisch dit gegeven een veel belangrijker
doel: bewijzen dat Hitler Alles is wat tot vernietiging leidt, dat hij de Vleeswording van het Niets is.
De vrouw van Herter vraag zich dan ook af of haar man krankzinnig is geworden als hij zijn theorie ontvouwt. Het tweede zwakke
punt van het boek - het quasi-filosofische bewijs van Hitlers Nietsheid - is paradoxaal genoeg het literaire fort
van het verhaal. Mulisch heeft Hitler definitief overwonnen op het terrein waar hij, Mulisch, meester is - de literatuur,
de fictie. Hij beschrijft de consequentie van Hitler's vaderschap tot in het uiterste; bis zum Teufel. De gevolgen blijven
niet uit: Herter sterft op het moment dat hij triomfeert over Hitler en het Raadsel ontraadselt. Zijn laatste woorden
zijn het geheimzinnige "hij... hij... hij... is hier".
Mulisch heeft met Siegfried een boek van formaat geschreven. Een fictief uitgangspunt wordt uitgewerkt
tot een verhaal dat de lezer van begin tot eind onweerstaanbaar meesleept. Hitler is met de gebruikelijke psychologische,
historische of sociologische methoden niet afdoende te verklaren. Mulisch poneert daarom de stelling dat hij het mensgeworden
Niets is en daarmee brandpunt, hoogtepunt, dieptepunt en eindpunt van een filosofische evolutie. Een zwart gat in mensengedaante,
dat alles en iedereen vernietigt. Terwijl elke dictator altijd ook acteur is, is Hitler alleen acteur. Of nee, een
activiteit, een rol zonder acteur, een masker zonder gezicht. Zou hij in de spiegel kijken, dan zou hij niets - het Niets
- zien. Daarom kan alleen literaire fictie deze ultieme niet-mens beschrijven. De realiteit van de fictie overwint de realiteit.
Mulisch bewering dat Nietzsche krankzinnig werd toen Hitler verwekt werd - omdat Hitler verwekt
werd - is meer dan een literaire vondst. Mulisch reikt hiermee het handvat aan waarmee de onbegrijpelijkheid van het fenomeen
Hitler is te 'be-grijpen'. In zekere zin valt Hitler's optreden, zijn bestaan als mens, 'buiten de geschiedenis'. Hij is het
volslagen tegenovergestelde van de eveneens buiten de geschiedenis optredende 'godmens' Jezus.
En passant rekent Mulisch af met het misverstand dat Friedrich Nietzsche (1844-1900), de filosoof met
de hamer, de beschrijver van het nihilisme, antisemiet was. "Hitler was het die die voorspelde "monsterachtige beslissing"
nam: het bleek zijn centrale obsessie: de Endlösung der Judenfrage - hun fysieke uitroeiing, waar Wagner
(1813-1883, JB) hen als eerste mee bedreigd had en wat Nietzsche nu juist zo in hem verachtte."
Na lezing blijft de beangstigende vraag: was "het verschijnsel Niets" uniek of kan Het op
een onzalig moment opnieuw opduiken en alles absorberen?
© Jan Bontje 2001/2004
(Eerder geplaatst op de website van BeeldSpraak, hier iets gewijzigd.)