"Natura il fece, e poi roppe la stampa" is Italiaans voor 'de natuur heeft hem geschapen en daarna de matrijs vernietigd',
m.a.w. hij - de mens - is uniek, aldus de Italiaanse Renaissance dichter Ariosto - 1474-1553 - in diens 'Orlando Furioso'
('De razende Roeland'). Er zijn geen twee mensen gelijk, ondanks alle gelijkenis. Ook klonen zullen niet gelijk zijn: elke
kloon ervaart de wereld vanuit zichzelf en maakt, hoe minuscuul wellicht ook, andere dingen mee, zodat er onvermijdelijk toch
unieke mensen uit groeien. Waarom men een mens zou klonen is mij overigens een raadsel. Juist de unieke aspecten maken de
mens interessant.
Op de poëzie toegepast kunnen we vaststellen dat geen twee dichters hetzelfde zijn. Ook hun gedichten zijn daardoor
uniek - als het tenminste poëzie is en geen rijmelarij. En nu is het aardige van de mens, dat hij ondanks al die uniekheid
een sociaal weefsel, een universeel kunstwerk vormt dat we 'de mensheid' noemen. In al onze uniciteit zijn we toch zozeer
een gemeenschapsdier, dat het vaak lijkt of we hetzelfde denken en doen. Soms is dat ook zo. Als iemand zijn eigen kans op
uniciteit opgeeft en inruilt voor een gemakzuchtige rol als kuddedier of stemvee, wordt de boel wel heel eenvormig en eentonig.
Er zit dan geen muziek meer in. Geef mij maar de mens die zo nu en dan naast de geplaveide paden loopt en eigenwijs is en
af en toe ook nog scheppend bezig.
© Jan Bontje 2002
(Eerder geplaatst in de BeeldSpraak Nieuwsbrief nr. 33 van 17 augustus 2002)