Eindelijk is het zover. Mijn smoezen sorteren geen effect meer. Hij moet er nu echt aan geloven. Mijn
goede vriend gaat voor de bijl. Of juister, onder de zaag. Het is een martelwerktuig van jewelste dat een kennis - met opmerkelijk
veel leedvermaak - uitleent voor het beulswerk. Met tegenzin stap ik met mijn moordtuig op hem af. Nietsvermoedend wiegt hij
zijn vlammend blad op deze heldere herfstdag. Het krentenboompje, vereeuwigd in de eerste haiku waarmee ik als dichter naar buiten durfde treden, wordt een kopje kleiner gemaakt. Het is
even aanpoten maar dan ligt de tuin bezaaid met stammen, takken, twijgjes en losgetrild blad. De overgebleven stronken staan
te bibberen van de kou. De amanogawa lacht heimelijk nu zij het hoogste woord heeft in de tuin. Nou, dat zullen we dan weleens
zien! Binnen een mum van tijd is onze Japanner gekortwiekt. Nu nog een enkele dode tak van de goudenregen afzagen. Wat klein
sprokkel- en bezemwerk en de tuin is winterklaar.
Mijn enige troost over het lot van het krentenboompje is dat hij in het voorjaar weer zal uitlopen.
Mooier dan ooit. Maar snoeien blijft beulen.
© Jan Bontje 2001
(Eerder geplaatst in Weekblad Spijkenisse 30-10-2001)
(Voor een fotogedicht van het krentenboompje, zie
de website POËGRAFIE van Henk de Jong en Jna Bontje. Foto: Henk de Jong; bontje (haiku): Jan Bontje)