Leegte
Wat te doen als mijn hoofd vol zit? Een wandeling maken, om lekker uit te waaien. Laatst gingen we (mijn
wederhelft en ik) naar het Noordzeestrand. We wonen op minder dan een uur afstand van die bak met water die beukt en bonkt
tegen het droge, dorre duin. Het was een prachtige, zonovergoten herfstdag. Ik had met andere dichters opgetreden in het Literair
Café Brielle, en moest even de frisse lucht in. Lekker de wind om je hoofd en door je haren (nou ja, wat daarvan over is).
Struinen door de duinen. Hand in hand langs het strand, waar de zee zachtjes tegenaan bonkte. Het was net alsof hij het zand
niet wou storen in zijn welverdiende herfstrust. Het strand was immers nog maar net bevrijd van al die jonge en niet meer
zo jonge, warme, gulzige mensenlijven. Dit alles werd onzichtbaar omlijst door een heerlijke bries en gekoesterd door een
knots van een peer die vanuit strakblauwe coulissen het schouwtoneel van Moeder Aarde verlichtte dat het een lieve lust was.
Het strand was nog stuifdroog van de hete zomer die we achter de rug hebben. Waar de zee het strand
kuste was dit vochtig en in kennelijke staat van verlangen naar meer. Van de weeromstuit druppelde een haiku-gedichtje uit
mijn pen:
miljarden korrels
myriaden druppels zee
ondergaan de zon
(Het woord myriade komt uit het Grieks en betekent ontelbare menigte nou, dat klopt dus wel.)
Ik wilde eerst ondergaande zon schrijven, maar de zon had nog geen zin in de zee. Maar het zand en de zee ondergingen wél
de zon. Een uurtje later trok de zon met waterverf strepen over het inmiddels grijs-blauw-zachtgeel geworden hemeldoek. Dat
bood een grandioze aanblik.
Onze hoofden waren inmiddels leeg, net als onze magen. Dus aten we een hapje in een van de etablissementen
die tegen de duinenrij aangevleid liggen. We zagen de zon langzaam leeglopen en ten slotte verdwijnen in een kalme, ontvankelijke
en zorgzame zee. We keken uit over een geweldige leegte...
© Jan Bontje 2003
(Eerder geplaatst in het blad van Verzorgingshuis de Meeuwenhof in Hoogvliet, "de Meerpaal",
nummer 141, nov./dec. 2003)