"Alleen als je weet waar je vandaan komt weet je waar je naartoe moet." Dit is het levensmotto van de schrijver
van dit boekje, Jacques Wallage, en ook de slotzin van de toespraak die hij hield bij de aanbieding van het eerste exemplaar
aan dr. Otto von der Gablentz (toen scheidend ambassadeur van Duitsland in Den Haag) op 31 oktober 2001 te Amsterdam. Het
boekje was al klaar voor de afschuwelijke aanslag op 11 september van dat jaar en het siert de mens Wallage dat hij daarover
zei:
"Ik zou als ik ook na 11 september aan het boekje had kunnen werken nog nadrukkelijker gepleit hebben voor de betekenis
van de nuance. Oordelen over dé Islam zijn namelijk net zo riskant als oordelen over dé katholieken of over dé Joden. Maar
ook met de kennis van vandaag zou ik pluriformiteit blijven beschouwen als het wezenskenmerk van onze samenleving." Dat
de gebeurtenissen in het voorjaar van 2002 een bedreiging voor die pluriformiteit betekenen zal Wallage niet ontgaan zijn
maar we weten nu wat zijn stellingname in deze is.
Wallage (1946) heeft recht van spreken: hij is van Joodse komaf en is de lotgevallen van zijn ouders en grootouders in
wat voor velen in ons land nog steeds "de" oorlog is, niet vergeten. In deze bundel zoekt de voormalig Staatssecretaris van
Onderwijs en Wetenschappen en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en huidig burgemeester van Groningen (sinds 1998) naar
wat Nederlanders en medelanders bindt. Met een ver doorgevoerd gevoel voor nuance weet hij scherp te ontleden en tegelijk
samen te binden:
"Toen rond 1700 ook joden zich binnen de stadsmuren mochten vestigen, werd hen zoiets gegeven als wat wij nu een
geldige verblijfstitel zouden noemen. Maar toen in het midden van de achttiende eeuw veel jouden van buiten de steden daar
gebruik van wilden maken, moesten ze (aan de poort!) aantonen in hun levensonderhoud te kunnen voorzien. Er waren dus wel
rechten voor joden gedefinieerd, maar niet als zij zonder middelen van bestaan waren. Het waren overigens vaak de laatst binnengekomen
vreemden die zich het scherpst verzetten tegen ongeclausuleerde toegang van hun geloofsgenoten. En dat is op zichzelf begrijpelijk,
want het zou hun nog maar net verworven status direct in gevaar brengen wanneer het gezag aanstoot zou nemen aan het gedrag
van hun arme geloofsgenoten.
Er is als het om regulering gaat en het beschermen van diegenen die zich al binnen de poort bevinden, weinig nieuws onder
de zon." Wallage kon toen nog niet bevroeden dat zijn analyse tot in detail klopt en voor een deel verklaart
waarom de LPF zoveel stemmen van allochtone Nederlanders kreeg in de bizarste Nederlandse verkiezingen tot nu toe.
Ontroerend is het korte verhaal "Mijn moeder" waarin hij verhaalt van een bezoek met zijn moeder, toen zij al midden zeventig
was, aan Israël. Een Israëlische soldaat vertelt "hoeveel Palestijnen hij al gedood had, hoe ze hun huizen in brand
hadden gestoken." (...) "Ze keek recht voor zich uit en zei: Vraag hem maar of die Palestijnen ook moeders hadden."
De 21 korte en langere verhalen schreef Wallage bij verschillende gelegenheden. Ze behandelen vaak net iets andere aspecten
van dat grote vraagstuk waar we ieder op eigen wijze mee worstelen: hoe zorgen we ervoor dat de pluriformiteit niet verloren
gaat en de typisch Nederlandse waarden en normen van verdraagzaamheid en vrijheid van godsdienst en meningsuiting behouden
blijven? Hoe zorg je voor vrijheid van godsdienst maar stel je paal en perk aan fundamentalistische uitwassen? "Taal,
religie, eet- en kleedgewoonten zijn nu eenmaal sterk verschillend in ons land, ook tussen autochtonen. Het enige wat er op
zit, is ons onderwijs, onze media, onze kunsten meer van die pluriformiteit te doordringen: het gaat er niet om dat migranten
zich aan autochtonen moeten aanpassen of dat christenen zich open moeten stellen voor de islam. Het gaat erom dat iedereen
in dit land moet leren leven met die, vrij forse, onderlinge verschillen. Wat dat betreft, vormt het onderwijs" zo besluit Wallage zijn column "Twee culturen", een
voorhoede. Met vallen en opstaan."
Een van de mooiste passages, die van een diepe wijsheid getuigt, vind ik de volgende. "Gustav Heinemann kreeg
als president van Duitsland ooit de vraag of hij van zijn land hield. Hij antwoordde: Men houdt niet van landen, men houdt
van zijn vrouw. Dat was een moedig antwoord in een land waar een overmaat aan nationale gevoelens ooit tot het grootst denkbare
onheil had geleid." 1) Zelf zegt Wallage dat hij
van Nederland houdt, maar dan niet uit nationalistische onderbuikgevoelens, maar omdat het een fijn land is om in te wonen.
Zijn bundeltje is in elk opzicht een geslaagde poging om aan dat laatste bij te dragen.
© Jan Bontje 2002
1) Gustav Heinemann (1899-1976) was actief in de Bekennende Kirche, een oppositiebeweging
in de Evangelische Kerk in Duitsland die zich in de nazi-tijd keerde tegen de pro-nazistische Deutsche Christen, die in 1933
probeerden Hitlers optreden te verkopen als een bijzondere openbaring Gods in de geschiedenis. Heinemann was van 1969
tot 1974 president van (West-)Duitsland.
Ook op O-zine (BeeldSpraak) verschenen.
|