De Griekse dichter K.P. Kavafis werd in 1863 geboren in Alexandrië, Egypte, en overleed daar in 1933. Hij wordt tot een
van de grootste moderne dichters gerekend. Hij heeft niet één bundel gepubliceerd en leefde in een strikt isolement. Pas na
zijn dood, in 1935, werd zijn werk, dat hij op losse bladen schreef en uitsluitend aan goede vrienden ter lezing gaf, gebundeld
en uitgegeven.
Uitgeverij Bert Bakker stelt ons opnieuw in staat deze dichter, "een Griek die slechts een paar keer in Griekenland is
geweest", te leren kennen. De eerste editie van deze vuistdikke bundel verscheen in 1984. Naast de 154 canonieke gedichten
(gedichten die door Kavafis zelf goed genoeg werden geacht voor lezing door anderen) vinden we De verworpen gedichten,
De onuitgegeven gedichten en De gedichten in bewerking. Hiermee is vrijwel alle poëzie die Kavafis schreef bijeengebracht.
Kavafis wordt "de Alexandrijn" genoemd omdat hij in de stad Alexandrië is geboren, er heeft geleefd en er is gestorven, maar
ook en bovenal omdat hij deze stad of juister: het Helleense Alexandrië uit de Oudheid in zijn poëzie tot leven brengt. Al
lezend wordt men Alexandrijn met de Alexandrijn Kavafis. De bundel is verdeeld in twee hoofdstukken die ons meevoeren naar
zijn eigen wereld: de liefdesgedichten met prachtige en fijnzinnige (homo-) erotiek en de historische verzen. Wat de eerste
betreft: Kavafis was homoseksueel en moest dit feit uiteraard verbergen. Slechts in zijn poëzie kon hij zich zelf zijn. Toch
bezong vooral mislukte liefdes en illusies over de liefde.
Tracht ze te bewaren, dichter,
hoe weinige zich ook begrijpen laten.
De droombeelden van je liefde.
Breng ze, halfverborgen, in je regels.
Tracht ze vast te houden, dichter,
wanneer ze in je geest tot leven komen,
des nachts, of in de glans van de middag.
In de historische verzen wekt Kavafis vergeten, onbegrepen of miskende helden en koningen tot leven. Zo wijdt hij een aantal
gedichten aan de tragische Romeinse keizer Julianos. Julianos is de Griekse vorm van Julianus, wiens volledige naam Flavius
Claudius Julianus was. Hij werd in 331 geboren in Constantinopel en stierf bij Bagdad (toch geen voorteken!?) op 26 juni 363.
In 355 werd hij caesar (onderkeizer) en van 361 tot 363 was hij keizer van Het Romeinse Rijk. Vanwege zijn pogingen het heidendom
te herstellen werd hij door de christenen Apostata (Latijn voor Afvallige) genoemd. In het volgende gedicht - waarin Kavafis
refereert aan de zegetocht van de caesar bij Vienne, een stadje bij Lyon in Gallië (het huidige Frankrijk) maar ook aan zijn
pogingen het heidendom weer in te voeren o.a. door het herstel van oude tempels en heiligdommen - lijkt Kavafis de zijde van
het christendom te kiezen:
HUNC DEORUM TEMPLA
Oude blinde vrouw, was jij in t geheim heiden?
Of was je christen? Je woord
dat waar is gebleken dat hij die luid
toegejuicht aankwam in Vienne, de roemvolle
Caesar Julianos, was voorbestemd
de heiligdommen van de (valse) goden te dienen
je woord dat waar is gebleken, sprak jij,
oude blinde vrouw, het met verdriet
zoals ik het wil zien of, verdorvene!, met vreugde?
Ik werd vooral getroffen door het gedicht Ithaka, waarin de dichter pleit voor een levenslange zoektocht
naar schoonheid en waarheid. Het eindigt met ontroerende en aangrijpende strofen:
Blijf wel altijd denken aan Ithaka.
Daar aan te komen is je doel.
Maar overhaast de reis in geen geval.
t Is beter dat die vele jaren duurt en
je pas als oude man bij het eiland afmeert,
rijk door wat je onderweg verwierf,
zonder verwachting dat Ithaka je rijkdom schenken zal.
Ithaka schonk je de mooie reis.
Bestond het niet, dan was je nooit vertrokken.
Maar méér heeft het je niet te bieden.
En vind je het armzalig, Ithaka bedroog je niet.
Zo wijs geworden, met zo veel ervaring
heb je al wel door waar Ithakas voor staan.
Dit gedicht, genoemd naar het eiland Ithaka uit de Ilias van Homeros, is een hartstochtelijke aansporing om naar de werkelijk
belangrijke dingen in het leven te zoeken. Het deed mij onwillekeurig denken aan de essaybundel Ithaka uit 1980
van de Nederlandse historicus en essayist Arthur Lehning, waarin deze zijn levensreis gestalte geeft in de vrijheidlievende
en schoonheidminnende essays die hij gedurende tientallen jaren schreef. In tegenstelling tot Kavafis leefde, streed en werkte
Lehning verre van afgezonderd. Wonderlijk genoeg vonden zij beiden in "Ithaka", "hun eigen Ithaka", de vervulling van hun
leven.