Gedichten schrijven en gedichten lezen is reizen met woorden. Een gedicht draagt je op zijn fragiele en soms transparante
vleugels naar elke gewenste plek. Het gedicht is een vrijplaats in de utopische atlas van de dichter - en van de lezer, als
deze laatste zich openstelt voor het gedicht. De snelheid waarmee gereisd wordt varieert. Soms treft het gedicht ons oog met
de lichtsnelheid, zoals de fotograaf een 'gedicht fotografeert'. Soms ook bouwt het gedicht beeldje voor beeldje, woord voor
woord, een mozaïek op waar ons gevoelsoog aan moet wennen. Als een levend kristal groeit het in ons bewustzijn, in onze geest.
Het gedicht is ook een paspoort, een passe-partout, dat dichter en lezer (toehoorder) toegang verschaft tot
de allerkleinste maar ook de allergrootste en verhevenste reisdoelen en reisgenoten: van microben en bacteriën die leven
van doden tot tempels en sterrenstelsels die getuigen van god en goden.
Het gedicht is ook een ongrijpbare tijdruimtecapsule: de lezer (luisteraar) wordt reisgenoot van de oerknal, de
oude Grieken en Romeinen, maar ook van de Maltese stranden waarop eigentijdse Calypso's met hun bekoorlijkheid jonge eigentijdse
goden trachten te verleiden... Poëzie kortom is een vrijbrief om het universum op alle mogelijke manieren
in de geest te doorkruisen en dat zonder een onbetaalbaar kaartje van het openbaar vervoer!
© Jan Bontje 2004